11 juni 2015

Levende Talen Magazine niet gehaald: Sink The Kofschip

De redactie van Levende Talen Magazine vond van mijn artikeltje over werkwoordspelling "We misten de nuance en bovendien vonden we de onderbouwing voor uw voorstellen niet voldoende. Ten slotte was er een te duidelijke link met een commercieel product, waardoor het karakter opgevat zou kunnen worden als advertorial."
Ik had er wel mijn best op gedaan en ben benieuwd of andere lezers dit ook een ongenuanceerd artikel vinden. Het advertorialargument begrijp ik. Wat wél jammer is in dezen: Steenbakkers prees een betaalde methode aan, terwijl de SpelSpiekerApp gratis is.


Sink the kofschip
In Levende Talen Magazine 2015/4 schreef Jeroen Steenbakkers over zijn zoon Emil die er in 4 havo achter komt dat hij zijn werkwoordspelling niet beheerst. Hoewel Steenbakkers’ aanpak waardevolle elementen heeft, pakt hij niet de kern van het probleem aan: werkwoordspelling gaat namelijk helemaal niet over spelling.
Michel Pijpers
Steenbakkers signaleert heel juist een aantal problemen in de didactiek. Kinderen leren te vroeg te veel (afgedwongen door de Cito-toets), ze leren onjuistheden (een pv vind je door de zin vragend te maken; hij vindt is met dt; een werkwoordelijk gezegde bestaat uit alle werkwoorden in de zin), rijen oefeningen à la Struikelblokken werken niet en scheppen schijnkennis (die de Cito-toets waardeert, dat wel).
Zijn aanbeveling om bij werkwoordspellingtoetsen een strenge norm te hanteren, deel ik (je begrijpt het systeem of niet). Ik zou hem nog strenger willen maken: 99% goed is een 6. Wel formatief, natuurlijk. Je rekent iemand er niet op af; je kunt iets pas leren als je eraan toe bent, maar je moet wel weten dat je dit onderdeel nog niet beheerst.
Zijn opmerking “Ik heb bovenal nodig dat ze een houding van toewijding hebben ontwikkeld”, is mijn belangrijkste doelstelling als leraar Nederlands.
Ik verwacht dat Steenbakkers en ik vanuit dezelfde verwondering hebben nagedacht over de didactiek van de werkwoordspelling: Hoe komt het dat hele volksstammen (we kennen allemaal de schrijfsels van collega’s, minstens hbo’er, die de werkwoordspelling niet beheersen) die werkwoordspelling niet onder de knie krijgen, terwijl het systeem zo logisch in elkaar zit?
Steenbakkers en ik verschillen van mening als hij als eerste wil dat leerlingen “feilloos werkwoordrijtjes kunnen vervoegen”. Ten eerste ben ik allergisch voor rijtjes, daarnaast gaat hij dan nog steeds uit van de didactiek die al 150 jaar niet werkt. Het lijkt erop dat Steenbakkers de analogiemethode aanhangt: we leren leerlingen (bijvoorbeeld) hoe je leren vervoegt. Leerlingen leren/oefenen/trainen dan dat ze vervoegen en barbecueën op dezelfde manier vervoegen.
Maar het probleem is dat veel leerlingen denken dat werkwoordspelling przewalskipaardspelling is: een woord wordt gespeld zoals het gespeld wordt, daarom zijn voor velen “dat ziet er beter uit” en - in mindere mate- “achteraan in de zin hoort het voltooid deelwoord” geldige argumenten. De analogiemethode heeft zeker waarde, maar pakt het probleem niet aan.

Doen wat er gezegd wordt

De grootste fout die de traditionele didactiek maakt, is dat de spelling centraal staat. Nou lijkt dit een logische keuze bij werkwoordspelling, maar als je ergens níet over na moet denken is het over de spelling; die staat namelijk vast. Daar mág je niet eens over nadenken. Die spelregels moet je weten en toepassen. Doen wat er gezegd wordt is in dezen een heel belangrijke vaardigheid.
Moet je dan helemaal niet nadenken? Natuurlijk wel, er worden niet voor niets zoveel fouten gemaakt. Maar je moet nadenken over waar je over na moet denken: met welk vorm of afleiding van het werkwoord heb je in deze zin te maken. Stel je die correct vast, dan maak je geen spelfout als je tenminste doet wat er gezegd wordt (de regel die je moet weten, toepast).
De samenvatting van deze hele routine staat op de SpelSpieker
. Als leraar Nederlands zie je niks revolutionairs staan, je zult vaak zelf iets soortgelijks aan je leerlingen uitdelen. Ik pretendeer ook helemaal niet iets nieuws uitgevonden te hebben. Om met de SpelSpieker te leren werken moeten leerlingen ervaren dat een correcte spelling onontkoombaar is als de juiste vorm is vastgesteld. Oefeningen werkwoordspelling moeten dan ook niet over spelling gaan, maar over (impliciete) grammatica.
En dat is wat er ontbreekt in de traditionele schoolboeken, een didactiek die werkt maakt van de logica van het systeem, van taalgevoel en inzicht in structuren. Deze methodes laten leerlingen (nu digitaal) 75 keer een pv tt invullen. Vergeefse moeite die niks met leren te maken heeft. Steenbakkers zei terecht: “Het is ongunstig om steeds dezelfde zinsconstructies te gebruiken zoals gebeurt bij Struikelblokken, De tiptoets en veel digitaal materiaal. Leerlingen anticiperen trucjes op eenvormigheid.”
Het voert te ver om de leergang hier compleet uit de doeken te doen, maar hieronder vind je een aantal opdrachten die leerlingen helpen om na te denken over taal.
Vul in welke vorm je hier moet invullen. Kies uit: pv, vd, bn of inf
Hij (1 liggen) weer te (2 slapen), terwijl de (3 uitleggen) stof ook voor hem zo interessant (4 hebben) (5 kunnen) (6 zijn).
Welk(e) woord(en) kunnen zowel persoonsvorm als voltooid deelwoord zijn:
  1. vergeten
  2. geloofd
  3. gegeten
  4. onthoofden

Welk rijtje werkwoorden bestaat uit woorden die ALTIJD persoonsvorm zijn:
  1. vergeten, sliepen, wist
  2. weet, ontloopt, vergalde
  3. eten, verstapt, controleert
  4. stopte, geloofd, werkt

Leerlingen zijn niet bezig met spelling, maar verwerven kennis die ze nodig hebben om uiteindelijk die werkwoorden altijd goed te gaan schrijven. Als ze dit beheersen, kunnen ze geen spelfouten meer maken. Als ze tenminste doen wat er gezegd wordt.
En dan nog merk ik in de praktijk hoe diepgeworteld basisschoolonzin is. Kinderen die twee lessen bezig zijn met vormen herkennen, maken dan als eerste een oefening waarin ze 1. de vorm (juist, dat controleren we) benoemen en dan -met de uitgelegde SpelSpieker in de hand- 2. het woord goed moeten schrijven:
Het is niet raar dat de werkwoordspelling je wel eens verwarren.
Gemiddeld 5 leerlingen per klas schrijven toch nog de d. Niet heel raar: achteraan in de zin, na een r. Maar wel heel raar als je weet dat we klassikaal hebben vastgesteld dat dit een persoonsvorm is. Ieder jaar opnieuw ben ik verbaasd.
Deze zin heeft een belangrijke functie, hij helpt er nadrukkelijk aan mee dat kinderen echt beseffen dat de meneer of juf van groep 8 een steekje heeft laten vallen. Ik val die basisschoolleraar overigens nooit af, dat werkt contraproductief, die heeft een permanente plek in hun hart. Ik ‘leg uit’ dat het met de basisschoolzinnen werkte, maar dat we nu een stapje verder gaan.
(Tegelijkertijd denk ik wel: wat zou het toch fijn zijn als ook de basisschoolleraar het simpel houdt en kinderen leert:
·         zinnen van tijd te veranderen. Bijpassende opdrachten:
o   Pak de Kidsweek en onderstreep in een artikel alle pv’s.
o   Wie vindt de zin met de meeste pv’s?
o   Wie vindt de langste zin zonder pv?
o   Onderstreep met een andere kleur bij iedere pv het onderwerp.
·         een voltooid deelwoord en infinitief te herkennen (en te vormen)
o   Zoek gezegdes (met werkwoorden die bij elkaar horen)
o   Wie vindt het langste gezegde?
o   Wie vindt de zin met de meeste gezegdes?
En eigenlijk zou dat wat mij betreft alle grammatica van de basisschool mogen zijn. Na hun 12e neemt het abstractievermogen snel toe en kun je op een betekenisvolle manier met taalkunde bezig zijn. Als je wil.)
Na één oefening spellen begrijpen veel leerlingen waar de crux zit en opvallend veel leerlingen leggen in de lessen daarna de SpelSpieker op tafel, een vertrouwenwekkend houvast.
Je ziet het pas, als je het snapt zei een veelgeciteerde filosoof en gelijk heeft ie. Ziet een leerling het nu niet, dan valt dat kwartje later wel. In de tussentijd benaderen we iedere vergissing met een vraag: in welke SpelSpiekercategorie zit deze vorm.
Zo gauw leerlingen doorhebben dat alles wat je moet kunnen (samengevat weliswaar) op dat kleine kaartje staat, zijn ze echt bereid om het onder te knie te krijgen. De leergang in BruutTAAL leidt leerlingen langs alle valkuilen en leert leerlingen dat het zin heeft om zorg te besteden aan je taalgebruik.

De stam = de ik-vorm

Leerlingen die met de SpelSpieker werken moeten wel foutloos een stam kunnen maken, maar dat maken we - net als vroeger- weer simpel: De stam = de ik-vorm. Je vormt de stam door van de uitspraak van het hele werkwoord de sjwa weg te halen of (als die er niet is) de n-klank:


fietsen - fiets
lopen - loop
beleven - beleef
deleten - delete
lozen - loos
netflixen - netflix
gaan – ga
weten - weet


Dit werkt niet bij: zijn (ben) en komen (kom), maar die werkwoorden worden zo vaak gebruikt dat daar bij moedertaalsprekers weinig problemen zullen voorkomen.
Er zijn didactieken die werken met stammen als belev en loz en de spelling daarmee nodeloos moeilijk maken. Niet doen: spelling volgt uitspraak (spelregel 1 in Het groene boekje), laat die uitspraak dan ook leidend zijn. Leer je leerlingen verzorgd te spreken, een ondergeschoven kindje in ons onderwijs maar zo fijn om gemakkelijk correct te spellen.
Stam+t = De stamKLANK + t. Dit werkt niet bij: zijn (ben, bent, is) en hebben (heb, hebt, heeft) en nog wat modale werkwoorden.


fietst
loopt
beleeft
deletet (leenwoorden leveren geen probleem op: doe wat er gezegd wordt)
loost
netflixt
gaat (de t komt na de stamklank)
weet (eindigt de stam op een t, dan geen extra t)


Verleden tijd en voltooid deelwoord doe je op je gehoor. Moedertaalsprekers moeten verschil horen tussen geloofde en geloofte. Dat ze dat niet allemaal doen, pleit weer voor uitspraakles. Stemhebbend/ stemloos is in veel grote dialecten (Amsterdams, Twents) problematisch. Frits Wester krijgt zelfs de volgende zin uit zijn strot: Dat is niet so (accent) vraai (hypercorrectie?).
Maar ook hier: we hebben een standaardtaal met een standaarduitspraak, en de spelling volgt de uitspraak. Dus hebben we volgens Het groene boekje naast elkaar: surfte en surfde, bridgete en bridgede, golfde en golfte (kunnen allebei van golfen komen).
Speciaal voor twijfelgevallen of twijfeldialecten heb ik nog de SpelSpiekerApp ontworpen: 9000 werkwoorden met hun vormen.
Die heb je nauwelijks nog nodig als je dit kunt (met behulp van die logische stamklank):
infinitief
stam=ik-vorm
stam+t
stamklank +  
volt dlw
bn v volt dlw
baden
baad
baadt
baadde
gebaad
gebade
deleten
delete
deletet
deletete
gedeletet
gedeletete
lozen
loos
loost
loosde
geloosd
geloosde
Kijk op de SpelSpieker waarom deze woorden zo correct geschreven zijn.
(Steenbakkers oproep om woorden die 12-jarigen niet kennen (als bevreemden, plenzen en zieden) niet te gebruiken in oefenmateriaal snijdt dan ook geen hout. Met de SpelSpieker kun je ieder werkwoord aan, je maakt een stam en leidt dan iedere gewenste vorm af.)
Ook de app   volgt de vormdidactiek: jij moet nadenken welke vorm je wilt gebruiken. Als jij niet weet/voelt of het geloofde of geloofte is, typ je het hele werkwoord in en druk je op de vorm die je wil zien. De keuze die je nog steeds zelf moet maken, is: welke vorm wil ik gebruiken. En daar draait die hele werkwoordspelling om. Niet om spelling.

NASCHRIFT
Het zal de ervaren lezer zijn opgevallen dat behalve in de kop ’t K-woord niet is gevallen. Typ in YouTube als zoekterm Sink the kofschip en bekijk de badinerende aanval op dit didactisch gedrocht. Voor leerlingen van wie Nederlands niet de moedertaal is, kan de S CH o F T K i P wel nuttig zijn.

BRONNEN
Steenbakkers, Jeroen (2015). Emil worstelt met werkwoordspelling. Levende Talen Magazine, 102 (4), 4-8.
De SpelSpiekerApp vind je op <www.BruutTAAL.nl/spelspieker/ >

Michel Pijpers (Twitter: @MPijpers) is auteur van de boekloze VO-methode Nederlands BruutTAAL (Uitgeverij DeLeraar.nl).